‘Ik hou van de mentaliteit van de Rotterdammers. Rechtstreeks, praktisch, duidelijk en ze steken de handen uit de mouwen. Ze lijken wel een beetje op Friezen, niet toevallig de provincie waar ik vandaan kom. Misschien voel ik me daarom wel zo thuis hier.’ Renata Voss (54) is sinds 1 augustus 2017 lid van het college van bestuur van BOOR en verantwoordelijk voor het primair onderwijs. Ze heeft een indrukwekkende staat van dienst in de onderwijssector en zet haar kennis en ervaring nu met veel enthousiasme in voor de openbare basisscholen in Rotterdam.
Onderwijs was niet de meest voor de hand liggende sector waar Renata Voss in terecht zou komen. Ze studeerde immers Nederlands recht. Maar omdat ze onderwijsrecht als keuzevak nam om haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, werd ze direct na haar studie aangenomen als juridisch medewerker op de onderwijsafdeling bij de gemeente Hillegom. Ze had besloten de eerste de beste baan te nemen die ze tegen kwam. Na een half jaar stapte ze over naar een educatieve uitgeverij waar ze hoofd van de onderwijsredactie werd. Vijf jaar later volgde het ministerie van Onderwijs waar ze opklom tot directeur Wetgeving en Juridische zaken. De laatste twee jaar leidde ze het onderzoek naar de hbo-fraude, waarbij hbo-instellingen spookstudenten inschreven om extra geld te krijgen. Een leerzaam maar confronterend traject. ‘De kloof tussen wet- en regelgeving en de uitvoering in de praktijk bleek enorm. Het ministerie dacht dat de regels werden nageleefd, maar er gebeurden hele creatieve dingen in het veld. Er is na het onderzoek wel het nodige veranderd, maar de afstemming tussen het overheidsbeleid en de praktijk blijft ook nu nog lastig. Het onderzoek heeft me geleerd hoe belangrijk het is om met elkaar te blijven praten over wat je wilt bereiken en hoe dat het beste kan. Wij moeten als BOOR ook samen met de gemeente en andere partijen in gesprek blijven over hoe we gezamenlijk onze doelstellingen het beste kunnen behalen.’ Na het onderzoek werd ze hoofdinspecteur beroepsonderwijs en hoger onderwijs bij de Onderwijsinspectie en ging vervolgens als bestuurslid bij het Rotterdamse Albeda College voor mbo en bedrijfsopleidingen de onderwijspraktijk in. Ze voelde zich onmiddellijk thuis in de stad en kijkt met voldoening terug op die tijd. ‘We hebben in die bijna acht jaar dat ik er werkte mooie resultaten bereikt. De onderwijskwaliteit ging omhoog, gebouwen werden vernieuwd en de aansluiting op de arbeidsmarkt is verbeterd. Ik vond het vooral ook leuk om vernieuwend bezig te zijn. Dat geeft veel energie.’ Omdat haar tweede benoemingstermijn afliep, moest ze uitzien naar een andere baan. Dat werd griffier van de Tweede Kamer. ‘Als griffier ben je niet alleen de hoogste bestuurder van de ambtelijke organisatie, maar ook staatsrechtelijk adviseur van de Kamervoorzitter en het Presidium van de Tweede Kamer. Het leek me heel interessant, maar na twee jaar miste ik het onderwijs. Het is zo’n mooie sector met zoveel betrokken mensen die met passie aan het werk zijn. Toen ik attent werd gemaakt op de functie bij BOOR, heb ik niet lang geaarzeld.’
Samenleving in het klein
Ze is blij om terug te zijn in Rotterdam en voelt zich sterk aangesproken door de missie van BOOR: het creëren van maximale kansen voor kinderen in Rotterdam en ervoor zorgen dat zij als volwassen wereldburgers bijdragen aan een rechtvaardige samenleving. Ze is verantwoordelijk voor het basisonderwijs: ‘Ik vind het primair onderwijs zeer interessant. Het is de samenleving in het klein, omdat alle kinderen nog bij elkaar zitten. En de kinderen zijn nog een onbeschreven blad: ze worden gevormd door alle kennis, ervaringen en voorbeelden die zij krijgen aangereikt. Op de leerkrachten in het basisonderwijs rust een mooie maar zware verantwoordelijkheid. Terecht dat leerkrachten daar aandacht voor vragen. Hun taken zijn zwaarder geworden, niet alleen door de maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook door de invoering van passend onderwijs. Wij staan als bestuur dan ook volledig achter de staking.’ Aan Voss de taak om te kijken wat er intern kan worden gedaan om de werkomstandigheden voor leerkrachten verbeteren. ‘Het verminderen van de werkdruk is een belangrijk aandachtspunt. We moeten wel goed kijken waar het aan ligt, want het ervaren van werkdruk kan ook heel persoonlijk zijn. Maar hier in Rotterdam is de uitdaging voor leerkrachten in een aantal wijken wel erg groot, ze hebben te maken met kinderen met veel verschillende achtergronden en problematieken. Gelukkig is de gemeente heel actief en stelt geld beschikbaar voor extra ondersteuning. Er zijn verschillende programma’s, zoals het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid, om te onderzoeken wat nodig is om de problemen goed aan te pakken. Onderwijs speelt daarin een belangrijke rol, maar kinderen moeten thuis ook een context hebben die aansluit bij de school. Uit onderzoek blijkt dat je betere resultaten bereikt als je samenwerkt met ouders. Daarom is het goed dat we regelmatig contact hebben met de gemeente en het jeugd- en jongerenwerk.’ Hoewel er extra geld is, ziet Voss dat het aanvragen van subsidie vaak gepaard gaat met veel bureaucratie en regelgeving. ‘Dat kan een drempel zijn, vooral omdat het soms lastig is de vooraf geformuleerde doelen precies te behalen. Natuurlijk is het noodzakelijk dat je je verantwoordt, maar het mag allemaal wat losser. Ik zie het als mijn taak om te kijken hoe we dat kunnen verbeteren.’
Voortrekkersrol
Ze vindt het ook een uitdaging om met BOOR in een stad als Rotterdam een voortrekkersrol te vervullen. ‘We lopen hier met onze diverse populatie voor op de ontwikkelingen in Nederland. Dat zie je ook op de basisscholen, die een afspiegeling zijn van de samenleving. We hebben een grote diversiteit aan leerlingen in de klas met verschillende onderwijsbehoeften. Dan is maatwerk enorm belangrijk. De noodzaak van gepersonaliseerd leren is hier evident.’ Ook onderlinge samenwerking tussen de scholen vindt ze belangrijk. ‘Als je voorop wilt lopen, moet je alle kennis die je in huis hebt zo maximaal mogelijk inzetten en benutten. Ik zie BOOR als één grote leergemeenschap. Niet alleen de kinderen leren er, ook de medewerkers.’
Een ander belangrijk aandachtspunt van Voss is de verbetering van de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs. ‘Voor kinderen is dat een enorme overgang. Wij kunnen ervoor zorgen dat we de overstap zo makkelijk mogelijk maken door een warme overdracht van de basisschool naar de middelbare school. Binnen de BOOR-scholen kunnen we ieder geval zorgen voor een goede, doorlopende leerlijn. Daar valt echt winst te behalen. Bij het Albeda College heb ik gezien dat de resultaten verbeteren en de uitval minder wordt. En BOOR kan hier echt verschil maken!’. Voss heeft nog meer ideeën, maar die houdt ze nog even voor zich. ‘Ik ga eerst bij alle scholen op bezoek om te horen wat zij nodig hebben om goed onderwijs te kunnen verzorgen. Kom over een jaar maar terug, dan praten we verder.’