Ongeveer zevenduizend jonge Rotterdammers, tussen de 18 en de 26 jaar, leven zonder diploma, zonder kans op werk en met een scheepslading vol problemen. Het zijn de jongeren die wij, de rest van de ruim 627.000 Rotterdammers, liever niet ’s avonds op straat tegenkomen. De ineengedoken figuren op het bankje in het park, de schreeuwerds die zich tegen het klimrek op de speelplaats draperen, de spiedende gedaanten die vanonder hun hoodies voorbijgangers checken. Als het kan, lopen we er met een grote boog omheen.
We kennen ze allemaal: het kind dat nooit deed wat we vroegen. De jongen met de grote bek. Dat mannetje dat tot vervelens toe om aandacht bedelde.
Deze jonge mensen zaten tien jaar geleden op school. Bij ons op school. We kennen ze allemaal: het kind dat nooit deed wat we vroegen. De jongen met de grote bek. Dat mannetje dat tot vervelens toe om aandacht bedelde. Het stille meisje dat je bijna zou vergeten en waar maar weinig ‘bij’ zat. Het nerveuze kind dat altijd liep te klagen. Die meid die niet vooruit te branden was met die onwillige ouders. Het kind dat écht niet in de groep paste, omdat het zo’n negatieve invloed had op de rest en natuurlijk dat kereltje dat werd gepest, maar er zelf toch ook een aandeel had.
Met de meeste kinderen in Nederland komt het goed. Ze vinden ergens een plek waar ze zich gewenst voelen. Deze zevenduizend kinderen vonden die plek niet. Zij hebben niet het gevoel gehad dat ze er bij hoorden. Ze zijn verloren gelopen. Voor een klein deel van deze jongeren keert het tij, doordat zij via het jongerenloket terechtkomen bij bijvoorbeeld een project als De Nieuwe Kans in Rotterdam Feijenoord. Voor het grootste deel van deze groep mag dat niet meer baten. Ze gaan op in criminele en/of hallucinerende werelden en worden onbereikbaar. Ze horen niet meer bij de maatschappij, ze zijn de maatschappij enkel tot last.
Moeten we ons in het onderwijs eigenlijk niet te pletter schamen dat we dit laten gebeuren?
Moeten we ons in het onderwijs eigenlijk niet te pletter schamen dat we dit laten gebeuren? Hoe is ons vak zo dichtgeslibd, dat er geen ruimte is voor de kinderen die meer aandacht en tijd van ons vergen? Voor deze zevenduizend mensen kunnen wij het niet meer goed maken, maar we kunnen vanaf nu zorgen dat er geen kinderen meer doorheen glippen. Dat we actief worden aan de voorkant, zodat we niet hoeven te repareren aan de achterkant.
Dit is de maatschappelijke opdracht van het onderwijs, van óns. Wij moeten er voor zorgen dat jonge mensen niet verloren lopen. Wij moeten er alles aan doen om ze te laten merken dat ze er bij horen. Ongeacht hun gedrag, ongeacht hun ouders, ongeacht wat anderen ervan vinden, onvoorwaardelijk. Ook, en juist als het moeilijk wordt, en ook als het onmogelijk lijkt, hebben wij de plicht het kind vast te houden, niet los te laten.
Het ligt niet aan het kind, nooit.
Wij zijn het aan ons beroep en aan onszelf verplicht om duurzame, betekenisvolle relaties aan te gaan met onze leerlingen en daarvan de consequenties te aanvaarden. Ieder kind moet weten dat het gezien en gehoord wordt, dat het er mag zijn. Hebben we zelf niet het vermogen om dat te doen, dan vinden we een vervanger. Opgeven is echter geen optie. Het ligt namelijk niet aan het kind. Hoe onaangepast, vervelend, brutaal, verlegen, stoïcijns, onaangenaam of gemeen het zich ook kan gedragen; Het ligt niet aan het kind, nooit.
Het is nogal een opdracht. Misschien lijkt het een onmogelijke, maar dat is niet zo. Als we weer zelf na gaan denken over wat er werkelijk toe doet, dan zorgen we dat we tijd maken voor het gesprek met onze leerlingen en elkaar, zodat we elkaar leren kennen. Dan onderzoeken we wat onze werkelijke verplichtingen zijn, en laten we ons niet verblinden door aannames over wat moet. Dan concluderen we dat onze enige opdracht is, dat we het mogelijk maken dat alle kinderen zich optimaal ontwikkelen en hun plek vinden in onze samenleving. Dan bedenken we dat we niemand mogen uitsluiten, dat niemand buiten de boot mag vallen. Dan stellen we het kind werkelijk centraal en richten we ons onderwijs opnieuw in, rondom het kind. Want daar draait het om. Het draait om het kind.
Juist nu het steeds normaler lijkt om mensen buiten te sluiten, om mensen weg te sturen als ze anders zijn, hebben wij als medewerkers van het Openbaar Onderwijs een belangrijke rol. Laten wij alsjeblieft het lef tonen om te laten zien dat we er zijn voor ieder kind, hoe dan ook. Het lef om de menselijke relatie in het onderwijs, de pedagogiek, uitgangspunt te laten zijn van ons onderwijs. Het lef om verantwoordelijkheid te nemen en te vertrouwen op wat ons hart ons ingeeft.