OSG Hugo de Groot in Rotterdam Charlois is gehuisvest in een bijzonder gebouw: het heeft een zwembad in de kelder. Een zwembad waar in 1955, kort na de bouw van de school, de kinderen van Charlois hun zwemdiploma konden halen. Vandaag de dag is het water opgedroogd en krijgen de leerlingen van de middelbare school regelmatig les in de badkuip. Op dinsdag 19 september waren het niet de leerlingen, maar leraren en andere geïnteresseerden die zich mochten onderdompelen in nieuwe kennis. Gert Biesta, onderwijspedagoog en
professor of education gaf die avond zijn visie op onderwijs. “Onderwijs is uitvoerende kunst” stelt hij. “Het is niet statisch, maar moet steeds opnieuw gemaakt worden”.
Gert Biesta werd geboren in Rotterdam. Na een carrière als docent natuurkunde in het gezondheidsonderwijs studeerde hij pedagogiek en filosofie. Daarna werkte hij aan verschillende universiteiten in Nederland, Engeland Schotland en Luxemburg. Tegenwoordig is hij als hoogleraar werkzaam bij Maynooth University (Ierland), Edinburgh University (Schotland) en de Universiteit voor Humanistiek. Het Nederlandse onderwijs volgt hij op de voet. Het wekt dan ook geen verbazing dat de directie van de Hugo de Groot zich tot hem wendde toen de school zich geconfronteerd zag met een complexe en interessante vraag. De Hugo de Groot maakt onderdeel uit van het convenant op Zuid, waarin de drie grote schoolbesturen en de gemeente afspraken hebben gemaakt voor een aantrekkelijk en divers scholenaanbod op de Zuidoever. In het convenant is afgesproken dat de Hugo de Groot gaat verhuizen naar de Kop van Zuid en een vernieuwd profiel neerzet. De inbreng van een onderwijsexpert als Gert Biesta is bij deze transitie zeer waardevol.
"Je belangrijkste opdracht is: hoe maak je mooi onderwijs"
Geen concept
“Een kant en klaar onderwijsconcept leveren kan én doe ik niet” vertelt Gert Biesta tijdens de opening van zijn lezing op 19 september. “Wat ik wel wil doen is het gesprek aanzwengelen over de principes die ten grondslag liggen aan hoe we het onderwijs vormgeven.” Waarom geen concept? Op die vraag reageert Biesta met een anekdote. “Een oud Chinees verhaal vertelt over hoe een koning bij Confucius kwam, en hem vroeg: wat zou mijn prioriteit moeten zijn? Het antwoord van Confucius was: je moet eerst je begrippen op orde brengen. De koning begreep er niets van; zijn wereld stond in brand en Confucius begon over begrippen? Als je je begrippen niet op orde hebt, reageerde Confucius, klopt de taal niet en en als de taal niet klopt kun je niet handelen, en dan komt er niets terecht van de moraal en de kunst. Dan weet je niet wat je aan het doen bent en waarom.
Zo is het ook in het onderwijs. Er zijn zat onderwijsconcepten en conceptscholen, je kunt veel goedbedoelde ideeën vinden. Maar concepten passen niet bij elke vraag op elk moment. Ze zijn allesomvattend en moeilijk aan te passen aan de levende realiteit van het onderwijs. Ja, het onderwijs kan zich met een concept positioneren, maar je moet beginnen met een heel andere vraag: Wat moet hier gedaan worden in deze context en op dit moment? En daarvoor moet je naar buiten kijken, in plaats van naar binnen.”
Kunstenaarschap van de leraar
In het volgende kwartier laat Biesta zien hoe bepaalde principes richting kunnen geven aan het alledaagse proces van steeds weer onderwijs maken. Het eerste principe dat hij behandelt noemt hij ‘het kunstenaarschap van de leraar’. Biesta: “Steeds als je de klas instapt staat er iets op het spel. Je hebt je vaardigheden, kennis, je weet waar het om gaat. Maar je belangrijkste opdracht is: hoe maak je mooi onderwijs. En dáár ligt het kunstenaarschap van de leraar. Net zoals muziek niet het produceren van geluid is, is onderwijs niet het produceren van leeropbrengsten. Je handelt bewust en bedoeld, maar er zijn geen voorspelbare effecten.”
Om echt docent te kunnen zijn, dat vraagt nogal wat van je. Hierover gaan enkele vragen na afloop van de lezing. Hoe breng je het kunstenaarschap in de praktijk, en hoe ontwikkel je jezelf daarin? Biesta: “Je bent als het ware je eigen instrument, je hebt het met jezelf te doen. Een zekere zelfkennis en een verhouding tot jezelf is dan ook van belang. Verder kun je voorzichtig bij elkaar gaan kijken. Gooi niet zomaar alle deuren open, want een klas met een leraar heeft iets intiems, en dat is belangrijk. Maar word toch een waarnemer, van jezelf en van elkaar. Het lijkt soms alsof het moderne onderwijs nergens anders in is geïnteresseerd dan in ‘wat stop je erin, en wat komt eruit’. Een belangrijk aspect van onze menselijke constitutie is dat we een binnenkant hebben. Dat we dingen voelen, dat dingen iets met ons doen.”
"Zorg dat je als school duidelijk hebt waar je voor staat"
Een belangrijke vraag is daarom: Waartoe doen we het? Dat brengt Biesta op een tweede principe. In een brede opvatting over waar het in het onderwijs om gaat kun je drie doeldomeinen onderscheiden: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie. “Wat we daarmee bedoelen” zegt Biesta, “is dat we niet alleen geïnteresseerd zijn in het aanbieden en verwerven van kennis en vaardigheden – kwalificatie – maar dat we ook belang hechten aan de cultuur-historische bagage die een leerling meekrijgt - socialisatie. Socialisatie helpt leerlingen om zich te oriënteren in de wereld.” Subjectificatie ten slotte verwijst naar het feit dat ieder zijn eigen leven te leiden heeft. Dat kan niemand anders voor je doen. Daar enthousiasme voor wekken en steun bij bieden is ook een belangrijke taak voor het onderwijs. Biesta: “Subjectificatie betekent ook dat je je dingen wilt laten gezeggen. Dat je beseft: dit is de wereld waarin ik leef, en waarin niet alles altijd zo kan gaan als ik wil.”
A flipped curriculum
De drie doeldomeinen koppelt Biesta aan het curriculum. Hij pleit voor een zogenaamd ‘flipped curriculum’. “Bekijk het curriculum niet als de leerstof die de leerling in moet, maar als toegang tot de wereld. Stel jezelf als leraar de vraag: Wat betekent het om in dit vakgebied gekwalificeerd te zijn? Wat betekent het om in dit vakgebied thuis te zijn, je te kunnen oriënteren? En ook: hoe draagt dit vakgebied bij aan de oriëntatie in de wereld? Welke unieke mogelijkheden tot subjectificatie biedt dit vakgebied?” Tijdens de vragenronde na de lezing gaat hij daar dieper op in. Een van de aanwezige leraren vraagt of dat zomaar kan, het curriculum omgooien. En volgens Biesta kan dat. En kan een leraar daar de volgende dag al mee beginnen. Maar het vraagt wel om kunstenaarschap. “Stel jezelf de vraag: hoe ga je dat doen? Dat moet je zelf uitvinden, het is jóuw kunstenaarschap. En dat kun je leren, deels door te begrijpen waar dat kunstenaarschap om draait, en deels door veel te oefenen. Dat kan op een lerarenopleiding, maar ook in de praktijk, door aandachtig te blijven op je eigen handelen.”
Onderwijspedagogische insteek
Biesta besteedt daarbij ook aandacht aan het principe van ‘de onderwijspedagogische insteek’. Een leerling moet staande blijven tussen enerzijds de wereld die aan hem trekt en anderszijds zijn eigen passies die hem bezighouden. “In dit complexe krachtenveld moet het kind tot stand komen, staande blijven en zelfstandig worden” aldus Biesta. “Leerlingen moeten volwassen vrijheid verkrijgen, vrijheid die begrijpt dat er grenzen zijn. Een leerling moet onderwezen willen worden, pas als je dat bereikt is er sprake van betekenisvolle autoriteit.”
Het laatste principe dat Biesta behandelt is dan ook ‘kiezen vóór betekent ook kiezen tegen’. “Zorg dat je als school duidelijk hebt waar je voor staat en baseer dat op de specifieke context van de school, leraren en leerlingen. Wat vraagt deze locatie, in deze stad, met deze leerlingen, in dit tijdsgewricht, van het onderwijs, van de docent?” Biesta moedigt de school aan om hier de tijd voor te nemen. Ook al hebben we te maken met een ongeduldige samenleving, en zijn diploma’s belangrijk, ook in de context van de Hugo. Biesta: “Onderwijs kan nooit op kwalificatie alleen draaien. Je wilt méér met de jongeren bereiken, hen leren op te staan, zelfstandig te blijven. Je kunt ze niet alleen ‘een trucje’ leren. Een van de mooie dingen van het openbaar onderwijs is de brede diversiteit; dat je elkaar niet gekozen hebt en het toch met elkaar moet doen. Dat kan soms heel goed gaan, soms is het lastig. Net als in de samenleving.”