De laatste jaren verkeerde BOOR financieel in zwaar weer. In 2014 werd een financiële crisis dankzij ingrijpen in de begrotingen afgewend. Sinds zijn aantreden in augustus 2013 is bestuursvoorzitter Huub van Blijswijk niet alleen bezig om de organisatie financieel op orde te krijgen, maar ook om de onderwijskwaliteit te verbeteren. ‘Het aanbieden van goed onderwijs is onze corebusiness. Kinderen hebben daar recht op. Toen ik hier begon, hadden we te veel (zeer) zwakke scholen. Alle hens moesten aan dek om ze weer op het juiste niveau te krijgen.’
Het professionele gesprek
Cristel Wieman, bestuursadviseur bij BOOR, heeft wel een verklaring voor de zwakke scholen. ‘Ik denk dat er in de organisatie een gemeenschappelijke koers ontbrak. Sommige schooldirecteuren slaagden erin de juiste dingen te doen, anderen vonden dat lastig en hebben niet altijd de beste keuzes gemaakt.’
Huub van Blijswijk: ‘Wat ook meespeelde: er was te weinig focus op kwaliteit en er werd onvoldoende opbrengstgericht gewerkt. Daar was sowieso geen gemeenschappelijke methodiek voor en het ontbrak aan een professionele dialoog over dit onderwerp. Ook werd er onvoldoende op gestuurd vanuit het bestuur.’
Intensief jaar
Gedurende het schooljaar 2014/15 vond een intensief verbeterproject plaats op ruim dertig BOOR-scholen in het primair onderwijs. Startpunt was een audit bij alle leerkrachten. Deze werd steeds in de klas door twee mensen uitgevoerd: de schoolleider of de ib’er en een auditor van de CED-Groep of BOOR. Elke audit werd direct nabesproken met de betreffende leerkracht. Huub van Blijswijk: ‘Een aantal leerkrachten vond die audits aanvankelijk best bedreigend, maar dat gevoel verdween in rap tempo. Mensen vonden het eigenlijk heel plezierig om van hun leidinggevende en een externe te horen wat ze goed deden en op welke punten ze zich konden verbeteren.’
Zicht op kwaliteit
‘De audits hebben duidelijk gemaakt dat veel leerkrachten het lastig vinden om opbrengstgericht te werken en om het directe instructiemodel nauwgezet te hanteren. Dat geldt ook voor het geven van heldere, constructieve feedback aan leerlingen,’ vertelt Cristel Wieman. ‘Er waren overigens ook zaken die juist prima in orde waren. Bijvoorbeeld het taalgebruik van de leerkrachten, de veiligheid in de klas en de aandacht en de steun die kinderen krijgen.’
Op basis van de audits is van elke individuele leerkracht en van elke school een kwaliteitskaart gemaakt. Op basis hiervan maakten scholen een verbeterplan.
Maatwerk
De CED-Groep heeft alle scholen bij het uitvoeren van de verbeterplannen terzijde gestaan. Alle betrokkenen hebben een jaar lang veel werk verzet, met onder andere trainingen, klassenbezoeken, werkgroepen en workshops. Ook zijn zo’n vijftig individuele medewerkers gecoacht. ‘Elke school deed wat nodig was. De een investeerde in de pedagogisch-didactische vaardigheden van leerkrachten, de ander implementeerde het 4D-model om opbrengstgericht te werken. Andere scholen hebben vooral hun leerlingenzorg verbeterd,’ aldus Cristel.
Cultuurverandering
De hamvraag is natuurlijk hoe de scholen er een jaar later voor staan. Is de kwaliteit daadwerkelijk verbeterd? Huub van Blijswijk: ‘Als je kijkt naar de progressie in de leerlingresultaten is dat echt een feestje. Wat ik ook een heel belangrijke opbrengst van het project vind: er is echt een cultuurverandering in gang gezet. Het professionele gesprek over het vak en over de manier waarop je jezelf kunt verbeteren is op gang gekomen. Daarnaast zijn de bovenschoolse directeuren beter in positie gebracht om schoolleiders te bevragen en aan te sturen.’
Binnen BOOR beseft men echter dat het bereikte resultaat nog broos is. ‘We willen in het schooljaar 2015/16 daarom graag doorgaan met het verbeterproject. Ik verwacht dat we nog een jaar nodig hebben om ervoor te zorgen dat de nieuwe werkwijze definitief verankerd is in de organisatie,’ besluit Huub van Blijswijk.